Rente
In figuur 4 wordt de ontwikkeling van de schuld ten opzichte van de rentelasten in de begroting weergegeven:
Figuur 4
Door de gestaag dalende rente maken de rentelasten inmiddels minder dan 2% uit van de totale begrotingsomvang. Tegelijkertijd stelt het de gemeente in staat te blijven investeren in de stad zonder dat dit gepaard gaat met stijgende kapitaallasten. De schuld stijgt echter wel.
In de buffer tegen een eventuele rentestijging is er sprake van meerdere verdedigingslinies:
- Feitelijk is een groot deel van de rentelasten van de huidige schuld van Zaanstad “ongevoelig” voor rentestijgingen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kapitaallasten gedekt door leges alsmede erfpachtbaten en grondexploitaties.
- Beheersing van het renterisico door looptijdverlenging van de leningenportefeuille zodat er minder blootstelling is aan de rente door herfinanciering in toekomstige jaren.
- In de meerjarenbegroting wordt rekening gehouden met een stijgende lange rente. De begroting moet een rentestijging van 3 procentpunt over een periode van 5 jaar kunnen opvangen. Het rentescenario wat gebruikt wordt voor de bepaling van de financieringslasten is weergegeven in onderstaande tabel:
| Huidig jaar T | Jaar T+1 | Jaar T+2 | Jaar T+3 | Jaar T+4 | Jaar T+5 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage | 10jrs rente + ½% | 10jrs rente + 1% | 10jrs rente + 1,5% | 10jrs rente + 2% | 10jrs rente + 2,5% | 10jrs rente + 3% |
Tabel 3
- De looptijdverlenging van de leningenportefeuille bij de dalende rente van de afgelopen jaren stelt de gemeente in staat ook bij een mogelijke rentestijging de komende jaren de rentelasten toch relatief laag te houden door tegen kortere looptijden te financieren.
Rente ontwikkelingen dit jaar
Ook in het jaar 2019 bewegen de rentestanden voor kort en lang geld zich op historisch lage niveaus. Begin 2020 zijn rentestanden opnieuw gedaald tot het niveau van medio 2019. Looptijden tot 5 jaar zijn tegen negatieve rentes beschikbaar. Voor 2019 is in totaal € 70 miljoen aan nieuwe langlopende leningen afgesloten (herfinanciering en nieuwe leningen) met een gemiddelde looptijd van 12 jaar tegen een gemiddeld percentage van 0,5%. Het beleid is erop gericht om in toekomstige jaren bij een eventuele stijging van de lange rente ook tegen lage rente te kunnen financieren door bijvoorbeeld voor kortere looptijden te kiezen. Daarnaast blijft volledige benutting van de kasgeldlimiet het streven. Dit gebeurde met zogenaamde kasgeldleningen met looptijden die variëren van een week tot enkele maanden. De rentepercentages op kasgeldleningen waren negatief. Ultimo 2019 bedroeg de korte financiering € 58 miljoen.
Externe rente ontwikkelingen
Onderstaande figuur geeft de ontwikkeling van een aantal belangrijke referentierentetarieven vanaf januari 2017 weer. Het gaat om de zogenaamde ‘Euribor’ en ‘Swap’ tarieven.
Figuur 5
Renteschema conform BBV
In het BBV is opgenomen dat de paragraaf financiering van de begroting en jaarstukken naast de beleidsvoornemens en het gerealiseerde beleid ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille ook inzicht moet geven in:
- de rentelasten
- het renteresultaat
- de wijze waarop rente wordt toegerekend aan investeringen en grondexploitaties (het bezit)
Door de aanwezigheid van interne financieringsmiddelen (reserves) is er sprake van zogenaamde bespaarde rente. Immers voor de financiering van activa met eigen vermogen hoeft geen beroep op de kapitaalmarkt te worden gedaan. De bespaarde rente over het eigen vermogen wordt als last toegerekend aan de producten van de exploitatie en vervolgens ook onder de baten opgenomen op het product waar de rentebaten worden verantwoord. Het renteresultaat maakt structureel deel uit van de begrotingsruimte. In 2019 is de externe rente hoger uitgevallen dan begroot. Naast de krappe begroting voor treasury in 2019 is dit het gevolg van het aantrekken van leningen met langere looptijden dan geraamd. Op korte termijn zorgde dit voor wat hogere financieringslasten. Dit beleid zal de komende jaren de rentelasten echter op een laag niveau houden.
Bedragen x € 1.000 | ||
2019 | Begroting | Realisatie |
SCHEMA RENTETOEREKENING: | ||
Externe rentelasten lang/kort OG | 11.488 | 11.733 |
Externe rentebaten | 1.303 | 952 |
Totaal door te rekenen externe rente | 10.185 | 10.781 |
MINUS: | ||
Rente aan grexen door te berekenen | 698 | 416 |
Toerekening objectfinanciering | ||
Totaal minus | 698 | 416 |
SALDO door te rekenen externe rente | 9.487 | 10.365 |
PLUS: | ||
Rentevergoeding over EV | 2.591 | 2.806 |
Rentevergoeding over Voorzieningen CW | 275 | 325 |
Bedrijfsvoeringslasten / kosten betalingsverkeer | 103 | 89 |
Totaal plus | 2.969 | 3.220 |
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 12.456 | 13.585 |
RENTERESULTAAT: | ||
De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente | 15.888 | 15.585 |
Renteresultaat taakveld treasury | 3.432 | 2.000 |
OMSLAGPERCENTAGES: | ||
Boekwaarde relevante/integraal gefinancierde activa 1 jan | 690.783 | 679.627 |
Uitkomst aan taakvelden toe te rekenen percentage | 1,80% | 2,00% |
Gehanteerde rekenrente | 2,30% |
Tabel 4
Het renteresultaat bedraagt € 2 miljoen. Dit is € 1,4 miljoen lager dan geraamd bij de primitieve begroting. Hiervan is € 0,8 miljoen gerapporteerd in de Narap. Het renteresultaat wordt daarnaast nog beïnvloed door de hogere toegerekende rente aan het eigen vermogen (€ 0,3 miljoen gecompenseerd binnen treasury) en lagere rentebaten dan begroot uit de toegerekende rente aan grexen (VJN 2019 € 0,3 miljoen).